Agave

De Agave-familie, die wel uit 200-250 soorten bestaat, wordt heel sterk geassocieerd met Mexico en wordt daar Maguey genoemd.

Hoewel de meeste soorten van dit geslacht in dit land voorkomen, ziet men ook vele soorten in de VS, Centraal- Amerika en West-Indië. Zij komen voor van zeeniveau tot een hoogte van wel 2100 meter. Enkele soorten zijn in het gebied rond de Middellandse Zee en in Afrika in cultuur gebracht en vandaar uit verwilderd.

Bij alle agaven komen de bladeren als een bladrozet uit de grond. Vanuit deze rozet groeien ook de bloemstengel met de trosvormige bloemen op. Om te kunnen bloeien moet de plant een zekere '”volwassenheid” hebben bereikt, meestal na 8 tot 20 jaar. De meeste agaven bloeien maar één keer. De bloeistengels zijn in vergelijking met de rozetten vaak reusachtig, bij sommige soorten tot circa 10 meter lengte. Deze lengte wordt in slechts 2 tot 4 maanden tijd bereikt.

Agaven worden ook door de mens gekweekt als gebruiksplant. Heel bekend is de Tequila die gemaakt wordt door destillatie van het gegiste sap van de A. tequilana of blauwe agave. De A. sisalana en A. fourcroydes (sisalhennep) worden vooral gekweekt om hun vezels waar hoogwaardig touw van gemaakt wordt. Beide soorten zijn daardoor over de wereldbol verspreid.

Agaven verbruiken, net als andere succulenten, zeer weinig water, dus erg handig als u weinig of geen tijd heeft voor onderhoud van uw tuin en potplanten.

Agaven in de tuin:
Hoewel bijna alle soorten het beste als kuip-, pot,- of serreplant gehouden kunnen worden, zijn enkele agaven ook geschikt als tuinplant. Hiervoor kunnen de volgende soorten worden gebruikt:
A. havardiana, A. lechuguilla, A. neomexicana, A. utahensis, A. toumeyana, A. palmeri, A.parryi, Agave murphyii.

Agaven hebben meer verzorging nodig dan bijvoorbeeld opuntia’s (een cactussoort). Agaven zijn veel gevoeliger voor vocht en hebben dus ook minder weerstand tegen ons klimaat. De voorbereiding en verzorging van de agaven dient dan ook optimaal te zijn!

Een te hoge grondwaterstand is dodelijk door optredende rotting. Ook een ondoordringbare grondlaag leidt tot een te vochtige bodem, dus drainage is bij deze en ook andere zonminnende succulenten een eerste verzorgingseis. De ondoordringbare laag dient volledig te worden verwijderd, tot 60 cm diepte; hier dient dan een 20 cm dikke laag grind in gestort te worden en daar bovenop komt dan gemengde zandgrond, geelzand en fijn grind. Rondom de hals van de plant dient u dan grind of lavaliet aan te brengen, zodat de plant niet met het vocht in aanraking blijft.

Let op: zandgrond draineert goed, klei daarentegen nauwelijks. Bij kleigrond kan alleen een verhoogd bed werken. Zou u namelijk bovenstaande techniek toepassen bij een klei-tuin, dan heeft u kans dat uw zorgvuldig gemaakte plantgat ongewenst als drainageput dienst doet en vol water loopt, omdat dit de enige plek is waar het water snel kan wegzakken.... extra drainage-gaten boren met een grondboor en deze volgooien met grof grind geeft dan een extra goed resultaat.

In tegenstelling tot andere subtropische planten, dient hier de winterbescherming niet uit mulch of andere bedekking te bestaan, dit geeft alleen maar kans op ophoping van vocht. De enige goede maatregel is het aanbrengen van een plaat van polycarbonaat, glasplaat of doorzichtige golfplaat over de planten. De bedoeling hiervan is dat de planten niet door neerslag worden gegeseld. De wind moet onder de glasplaat door kunnen waaien, zodat de planten op natuurlijke wijze worden droog geblazen. Het aanbrengen kan in begin of eind november gebeuren afhankelijk van het tijdstip waarop de winter inzet, en eind februari weer worden weggenomen, ook weer afhankelijk van de weersomstandigheden.